West-Brabant

Angstcultuur in de West-Brabantse jeugdzorg en pleegzorg (deel 4)

Stockfoto's (bewerkt): PIxabay

Hans-Jorg van Broekhoven Hans-Jorg van Broekhoven

We brengen een serie artikelen over wat er goed en niet goed gaat in de jeugdzorg en pleegzorg in onze regio. In dit geval komt Bjorn Rommens aan het woord. Hij is als voormalig jeugdzorgjongere ‘ervaringsdeskundige’ en maakt tegenwoordig deel uit van de raad van toezicht bij jeugdzorgorganisatie Conaction. Beide kanten van de medaille worden belicht.

Jeugdzorg en Pleegzorg liggen nogal eens onder vuur. Ouders, pleegouders en verzorgers voelen zich vaak niet serieus genomen of worden als niet bekwaam afgedaan. Kinderen worden te snel uit huis gehaald, vaak met rampzalige gevolgen. Dat is het beeld dat is ontstaan. Recent nog wijdde het VPRO-programma Argos er een programma van een uur aan. Het schetst bepaald geen vrolijk beeld.

Ook in onze regio is het nodige aan de hand, laten we met een serie artikelen over de angstcultuur in de Zuidwest-Brabantse jeugdzorg zien. Hieronder het verhaal van Roosendaler Bjorn Rommens. Hij is ‘ervaringsdeskundige’ want hij viel zelf twaalf jaar lang onder jeugdzorg. Precies daarom zet hij zich nu in voor deze sector en met name de kinderen die er mee te maken hebben. Hij zit tegenwoordig in de raad van toezicht bij jeugdzorgorganisatie Conaction.

Ineens moest hij op 12-jarige leeftijd het huis uit

Door: Hans-Jorg van Broekhoven

Bjorn is nu 27 en kreeg op zijn twaalfde voor het eerst te maken met jeugdzorg. De eerste vier jaar ging het om ambulante hulp thuis en gesprekken met een psychiater. Totdat hij op een dag thuis kwam van school en z’n moeder hem vertelde dat ie een paar uur de tijd had om z’n spullen bij elkaar te zoeken. Hij werd opgehaald en ging een traject in van pleegzorg, woongroepen en een pleeggezin waar hij twee jaar woonde. Het werd toen ‘vrijwillige uithuisplaatsing’ genoemd maar voor de 12-jarige voelde dat heel anders.

Bjorn vertelt: “Ik had dat absoluut niet zien aankomen. Hoe kan het ook op die leeftijd?” Hij heeft het zijn moeder heel lang kwalijk genomen. Tegenwoordig heeft hij met beide ouders, die al heel lang gescheiden zijn, weer contact. Dat heeft wel de nodige jaren geduurd. Het is nogal traumatisch als je moeder achter je rug om regelt dat je het huis uit moet. Inmiddels snapt ie veel beter waarom dat toen haar enige optie nog was. “We praten er eerlijk en open over met elkaar, al blijft dat moeilijk.”

‘Je hebt geen keuze’

Gedurende de acht jaar die volgden na die traumatische gebeurtenis heeft Bjorn heel wat meegemaakt. “Ik heb daarna op zo’n zeven, acht adressen gewoond, waaronder pleegzorg.” Hij vertelt hoe hij ineens werd voorgesteld aan twee mensen die zijn pleegouders wilden worden. Er werd hem nog wel gevraagd of ie dat wilde maar dat voelde meer als voor de vorm. “Je hebt geen keuze. Hoe kun je zoiets nu in drie kwartier beslissen, op die leeftijd?” De ook later vanuit begeleiders en hulpverleners geregeld gestelde vraag ‘hoe wil je dan verder?’, voelde vooral als enorme druk voor de puber die hij toen was.

Je lot in handen van de willekeur

Een dieptepunt was een moment op zijn zestiende. Tijdens een gesprek kreeg hij te horen dat men eigenlijk geen mogelijkheden meer zag om hem te helpen. Het kwam er min op meer op neer dat hij zijn heil maar op straat moest gaan zoeken. Hij heeft het aan een begeleider van de opvang waar hij toen verbleef te danken dat dit niet zo liep. Die beet zich erin vast en binnen goed een maand bleken er wel opties. Zo leerde ook Bjorn dat je lot in de handen ligt van wie je tegenkomt in dat wereldje. Zeker op zo’n leeftijd een beangstigende conclusie.

Hij had geluk dus en is er, gezien wat hem allemaal overkwam, redelijk goed uitgekomen. Toch kijkt hij met behoorlijk gemengde gevoelens terug op de hulp en begeleiding die hij kreeg. Wat hem onder meer erg stoort is de wijze waarop dossiers worden ingedeeld. “Die beginnen steeds met de zwartste periode.” Wanneer nieuwe medewerkers -en die wisselen helaas nogal eens- zich in willen lezen,  beginnen ze dus nooit met hoe goed het nu gaat. Het beeld dat ze krijgen is meteen gekleurd en zelden nog juist. Omdat honderd pagina’s of meer geen uitzondering is, komt men vaak helemaal niet aan het veel rooskleurigere recente deel toe. Volgens Bjorn zou het echt helpen als er voortaan anders met dossiers wordt omgegaan, de beeldvorming en benadering zijn dan veelal een stuk positiever.

Er gaat ook veel goed

Tegenwoordig maakt de voormalige jeugdzorgjongere deel uit van de raad van toezicht bij Conaction. Hij wil zijn ervaringen inzetten om het voor de huidige en komende generaties beter te maken. We lieten hem de drie eerder gepubliceerde verhalen lezen (zie de link onder dit artikel) en vroegen hem wat hij ervan vond. “Die zijn stuk voor stuk erg, maar gelukkig is dit niet standaard. Het moet natuurlijk niet kunnen. Ik vind het ook wel jammer dat vaak niet gezien wordt wat er voor goede en mooie dingen worden bereikt.”

Gebrek aan geld én kennis bij gemeenten

Een groot punt van zorg is tegenwoordig volgens Bjorn de budgettaire kant van de zaak. Sinds Den Haag de uitvoering en verantwoordelijkheid voor dit soort taken onderbracht bij gemeenten, is het een stuk lastiger geworden om te voldoen aan de zorgvraag. Kosten lopen op maar beschikbare gelden gaan niet evenredig omhoog. Waar landelijk nog wel eens een potje of wat extra budget was, is er lokaal niets.

Een punt is tevens de beleidskant, legt hij uit. Gemeenten en colleges voeren uit maar eigenlijk is de gemeenteraad eindverantwoordelijk. Toch lopen er best wat raadsleden rond die niet of amper ingevoerd zijn in de zeer complexe materie. Als voorbeeld noemt hij het faillissement van Juzt: “Daar werd de Roosendaalse raad mee geconfronteerd en toen bleken in meerdere fracties mensen te zitten die er nog nooit van hadden gehoord.”

Lees ook de rest van de serie door hier te klikken.