Te weinig pleegouders in Brabant, maar Woensdrechtse Lisette is het al elf jaar
Ruim 23.000 kinderen tussen de 0 en 21 jaar kunnen niet thuis wonen. Daarom wachten 900 kinderen momenteel op een pleegouder, waarvan ongeveer honderd uit Brabant. Ieder jaar zijn er 3500 nieuwe pleegouders nodig, maar vorig jaar waren er 1200 te weinig. Dit jaar melden er ook minder mensen zich aan als potentiële pleegouder, vanwege de woning- en energiecrisis en inflatie. Pleegzorg Nederland vraagt hier daarom tijdens de Week van de Pleegzorg aandacht voor. Lisette* uit de gemeente Woensdrecht is al elf jaar pleegouder. “Het is mooi dat wij kinderen een stabiele factor kunnen geven.”
‘Er zijn misschien wel honderd redenen om geen pleegouder te worden, maar één reden maakt voor een kind al een wereld van verschil’, valt te lezen in de vandaag gelanceerde campagne #groenlicht. Voor Lisette was haar stabiele gezinssituatie de reden om een pleegkind op te vangen. “Er kon zo een kind bij dat het niet zo goed heeft.”
Screening
Haar man was in eerste instantie minder enthousiast. “Als je een plek in je hart en je huis hebt, is het wel meer dan een bordje erbij.”
Ze besloten daarom heel open een informatieavond te gaan, waarna zes trainingsavonden volgden. Hier kregen ze informatie over de verschillende vormen van pleegzorg en werden ze gescreend, om tot de perfecte match te komen. Zo vulden ze een boekwerk in over hun eigen jeugd en hun normen en waarden. “Je moet heel eerlijk zijn. Als je zelf niet gestructureerd bent en er komt een kind met autisme bij jou in huis, dan is dat niet vol te houden.”
Er zijn zeker vijf pleeggezinnen nodig om de juiste keuze te maken, vertelt Mieke Jorissen van Vigere, een organisatie die in Brabant, Zeeland en Zuid-Holland jeugdzorg, gezinshuiszorg en pleegzorg aanbiedt aan kinderen die tijdelijk niet thuis kunnen wonen. Cultuur, de grootte van een gezin en het hebben van huisdieren, in verband met allergieën, zijn een aantal overwegingen voor de match. “Je wilt ten alle tijden voorkomen dat een kind opnieuw uit een gezin geplaatst moet worden”, aldus Jorissen.
Zodra de eerste kinderen over de drempel stapten, was mijn man om.
Omdat Lisettes man de langdurige pleegzorg nog niet aandurfde, begonnen ze eerst met deeltijdpleegzorg. Het gezin kreeg een weekend per maand een broertje en zusje over de vloer. “Zodra de eerste kinderen over de drempel stapten, was mijn man om.”
Toen het beter ging in dat gezin, besloten Lisette en haar man toch over te stappen op langdurige pleegzorg. “Het is echt een verrijking. Mijn eigen kinderen zien ook dat het niet overal hetzelfde gaat: van gescheiden ouders tot ouders met een verslavingsachtergrond.”
Sociale netwerk
Inmiddels woont er al zes jaar een pleegdochter bij hen in huis. Toen haar vader en moeder uit elkaar gingen, konden zij niet meer voor haar zorgen. Daarnaast was hun eigen, sociale netwerk te klein. “Er was veel verdriet en onmacht, omdat ze hun eigen kind niet konden opvoeden.” Daarom werd er een beroep gedaan op pleegzorg. “Het is mooi dat wij haar nu een stabiele factor kunnen geven.”
Daarnaast houden Lisette en haar man goed contact met de biologische ouders van hun pleegdochter. “Dat wordt misschien onderschat door nieuwe pleegouders, maar daar moet je tijd in investeren.” Inmiddels heeft ze aparte bezoekregelingen voor de moeder, vader, opa en tante van haar pleegdochter. Ook Pleegzorg Nederland begeleidt hen goed. Zij brengen af en toe verslag uit tijdens een huisbezoek, om Lisette en haar man wat tips te geven voor de zorg van hun pleegdochter.
Het zijn niet alleen maar ongeleide projectielen die je in huis haalt.
Lisette is positief over haar ervaring met pleegzorg naar anderen toe. Daarom vindt ze het raar dat er in het dorp – voor zover zij weet – nog niemand door haar verhaal pleegouder is geworden. “Er heerst een stigma op pleegkinderen”, merkt ze. “Het zijn niet alleen maar ongeleide projectielen die je in huis haalt. Kinderen passen zich heel snel aan. Tegelijkertijd houd je zelf het zeggenschap.”
Zorgwekkende daling
De daling van het aantal nieuwe pleegouders vindt ze jammer. “Daardoor wordt de keuze en de kans op een geschikte match minder groot.” Ook Vigere vindt het zorgwekkend. “Er blijven kinderen komen, maar het aantal pleeggezinnen stagneert.”
Lisette hoopt dat meer kinderen de kans krijgen om op te groeien in een pleeggezin, dan op een woongroep. “Hier ben je altijd beschikbaar voor een kind, daar verandert de begeleiding elke acht uur.”
Het uitgangspunt is namelijk dat kinderen thuis opgroeien, indien nodig met passende hulp. In sommige gevallen is een uithuisplaatsing noodzakelijk. Kinderen worden dan bij voorkeur geplaatst bij pleegouders, omdat dit het meest lijkt op de natuurlijke situatie. In eerste instantie wordt een pleeggezin gezocht binnen de familie of het sociale netwerk.
Als er geen geschikte plek wordt gevonden, moeten organisaties als Vigere op zoek bij andere pleegzorgorganisaties of gezinshuizen in Nederland. Omdat het langer duurt voordat er een duurzaam thuis is gevonden, worden kinderen nu steeds vaker doorgeplaatst. Daardoor komt het voor dat kinderen van school moeten, moeten stoppen bij hun sportclub en vrienden niet meer kunnen zien. “Allerlei zaken die je een kind wil besparen”, aldus Jorissen.
Het brengt jezelf ook veel, als je ziet dat een pleegkind weer lekker in zijn vel zit.
Aan mensen die nog twijfelen om pleegouder te worden, geeft Lisette mee: “Bij twijfel, doen! Je kan ook klein beginnen, met deeltijdzorg. Dat is voor meer mensen haalbaar. En het brengt jezelf ook veel, als je ziet dat een pleegkind weer lekker in zijn vel zit. Je biedt ze weer een kans in het leven.”
* Vanwege de privacy van het pleegkind, wil Lisette liever niet met haar volledige naam in dit artikel. Haar achternaam en woonplaats zijn bekend bij de redactie.
Lees ook: Aanhoudend tekort aan pleegouders: ruim 850 kinderen op de wachtlijst Lees ook: Angstcultuur in de West-Brabantse jeugdzorg en pleegzorg (deel 1)