Verander-wethouder Mignon van der Zwan: Zó’n roep om verandering heb ik nog nooit gehoord
Mignon van der Zwan is één van de drie nieuwe wethouders in het zakencollege van Bergen op Zoom. Als ervaren ‘verandermanager’ heeft ze in diverse gemeenten al orde op zaken gesteld, bij gemeentelijke herindelingen en ambtelijke organisaties. In de Scheldestad treft ze een wel heel bijzondere taak op haar bordje: een hulpvraag van de lokale politiek om zichzelf te veranderen. “Zó sterk heb ik die roep nog niet eerder gehoord…”
Mignon -we mogen tutoyeren- je bent nu twee maanden wethouder in het nieuwe Bergse zakencollege. Je komt zelf uit Haarlem. Wat is je band met Bergen op Zoom?
“Bergen op Zoom is voor mij een beetje een oude liefde. Een paar jaar geleden heb ik hier opdrachten vervuld in de rol van projectleider. Ik heb mij, voor de negen regiogemeenten, mogen buigen over de omvorming van WVS Groep. Daarbij was de opdracht: hoe kom je van een klassiek SW-bedrijf naar een modern leerwerkbedrijf? En: hoe maak je op een goede manier de verbinding tussen de twee oude sociale diensten – ISD Brabantse Wal en Werkplein Hart van West-Brabant. Bergen op Zoom was één van die negen gemeenten, samen met ISD Brabantse Wal, waarvoor ik werkte. Dus ik had bestuurlijke contacten en ook op ambtelijk niveau werkte ik samen met mensen die hier nog steeds werkzaam zijn – maar in een heel andere rol.”
Dat was in 2015. Er is sindsdien het nodige veranderd: er zijn verkiezingen geweest, een bestuurlijke wisseling, een bestuurlijke reset: trof je nog wel dezelfde organisatie aan die je vijf jaar geleden had verlaten?
“Bestuurlijk zeker niet. Na de bestuurlijke reset zit er een geheel ander college met twee oudgedienden en wij als drie nieuwe wethouders van buiten. Ik ken alleen Barry Jacobs uit mijn eerdere periode, waarmee ik destijds maar korte tijd heb samengewerkt, en voor de rest is alles nieuw. Wel kende ik formateur Arjan van der Weegen uit een andere rol, destijds was hij de wethouder op het Sociaal Domein waar ik zaken mee deed. Voor de rest is het een heel andere setting, inderdaad.”
Op welk moment hoorde je dat je in beeld was voor een wethoudersfunctie?
“Nou, dat is een goede vraag! Ik weet de datum niet meer exact, maar ik zat ’s avonds thuis op de bank. En ik kreeg een berichtje via LinkedIn, via Arjan van der Weegen, met de vraag: ‘als ik je zou vragen om wethouder te worden, wat zou je antwoord daarop zijn?’ Dat was een vraag waar ik mij niet op geprepareerd had, nog niet wetende van de achtergrond van de bestuurlijke reset. Ik had nog de klassieke wethoudersrol voor ogen. Bovendien heb ik totaal geen politieke ambities. Daarom heb ik Arjan de volgende morgen gebeld. In dat gesprek werd mij duidelijk dat het ging om een niet-politiek zakencollege, dat de opgave heeft Bergen op Zoom van de financiële afgrond te redden. Met tegelijk een kwaliteitsopgave en een cultuuropgave, om de gemeente beter te profileren richting de toekomst. En daarop heb ik ‘ja’ gezegd.”
Ik kan mij voorstellen dat, als je die vraag krijgt, dan ook gelijk mogelijke portefeilles ter discussie komen. Heb je daarbij een voorkeur uitgesproken voor een bepaald takenpakket?
“Die portefeuilleverdeling is éigenlijk pas ter sprake gekomen toen duidelijk werd dat ik één van de uiteindelijke kandidaten werd. Voor die tijd hebben we daar eigenlijk helemaal niet over gesproken. Het gesprek met de Klankbordgroep van de gemeenteraad, dat heeft plaatsgevonden, ging vooral over de vraag: wie is Mignon, en wat heb je te brengen?’ Ik vermoed – en weet inmiddels wel zeker – dat ik vooral gevraagd ben vanwege een bepaalde achtergrond. ik ben veranderkundige van beroep en men zocht minimaal één wethouder die daar ook feeling en expertise in heeft. Bovendien heb ik ervaring binnen het sociaal domein, de afgelopen vijf jaar.”
En was je ook per direct beschikbaar of heb je ook dingen moeten laten vallen, om het maar zo te zeggen, om in Bergen op Zoom aan de slag te kunnen gaan?
“In principe was ik per direct beschikbaar. Mijn grootste opdracht in Zoetermeer was nét afgerond. Wel was ik bezig met andere opdrachtgevers te benaderen maar dat was nog niet zo ver gevorderd dat ik al ergens ‘ja’ tegen had gezegd. Ik had de handen nog vrij om als parttime wethouder in Bergen op Zoom aan de slag te kunnen gaan.”
Zoetermeer noemde je al. Voor welke gemeenten heb je de laatste jaren nog meer gewerkt?
“Ik heb in Schiedam gezeten als interimdirecteur, en voor Schiedam-Maasluis-Vaardingen heb ik ook het nieuwe Leerwerkbedrijf opgebouwd. Inmiddels heb ik meer dan twee decennia ervaring met gemeentelijke projecten. Eind jaren ’90 ben ik na afloop van een stageproject begonnen in Goirle en vervolgens heb ik gewerkt in Gilze-Rijen, Tilburg en in Waalwijk. Na de gemeentelijke herindeling van Waalwijk ben ik voor mijzelf begonnen, als zelfstandig ondernemer. Dat was in januari 2003. Daarvóór had ik dus een jaar of vijf, zes als ambtenaar gewerkt. Zo ben ik ingehuurd bij een aantal gemeentelijke herindelinge zoals het nieuwe Westland, waarbij vijf gemeenten samengingen.”
Welke opdrachten spreken je het meeste aan?
“Veranderingen in gemeenteland hebben een technische kant, het procedureel samenvoegen van onderdelen, maar er is ook een niet-technische kant: de impact op de mensen en de medewerkers. Dat maakt het voor mij interessant: hoe verander je een cultuur en neem je de mensen daarin mee. Hoe zorg je dat de kwaliteit weer op orde komt in houding en gedrag; dat zijn wat mij betreft de leuke ontwikkeluitdagingen. Dus veranderkundig gezien zoek ik die elke keer weer op. Hoe bereik je iets nieuws met behoud van het goede.”
Nu is het in Bergen op Zoom wel éxtra bijzonder. Het gaat niet alleen om een ambtelijke en bestuurlijke verandering maar ook om een politieke cultuuromslag. En het gebeurt niet vaak, dat een gemeenteraad zegt: ‘help ons, onszelf te veranderen’.
“Dat heb ik inderdaad nog niet eerder zo meegemaakt. Ik heb toch wel wat gemeentes van binnen en van buiten gezien en ook dicht tegen het politieke bestuur aan gefunctioneerd, maar zo duidelijk heb ik de roep om hulp nog niet gehoord.”
Terugkijkend naar de afgelopen twee maanden: jullie zijn als zakencollege gelijk aan de slag gegaan, al vanaf dag één. Er is vervolgens een bijsturingsplan gemaakt voor de gemeentelijke expoloitatie over 2020. En op het moment dat het in de raad aan de orde kwam, zei de raad: ‘College, doe het maar overnieuw en kom over twee dagen terug’. Een niet-politiek ingestoken bijsturingsplan krijgt dan ineens tóch een politieke lading. Is dat nog een beetje wennen van de raad, aan de nieuwe rol?
“Misschien. En misschien ook wel het wennen van het zakencollege aan een raad die in elk geval wel de intentie heeft om zakelijk te kijken naar de eigen en gezamenlijke opgaven. Maar ik kan mij ook voorstellen dat het niet helemaal uit te sluiten is, van een zakencollege mag je inderdaad verwachten dat ze de politieke kleur afleggen, als ze die al zoudenhebben, maar dat is in de raad natuurlijk altijd lastig. Want laten we wel zijn: over een x aantal maanden zijn er toch weer verkiezingen en zijn er toch weer achterbannen die iets willen. Dus het is een mooi streven om te zeggen, wij blijven uit een coalitie-oppositie te blijven en de partijlkleur naar de achtergrond te drukken in het belang van de burger, maar ik kan mij voorstellen dat dat soms ook lastig is.”
Kan het college dan toch, ondanks de politieke woelige baren die eraan komen, toch de neutrale koers blijven varen?
“Ja, dat denk ik wel. Wij hebben dat Focusakkoord en dat is voor ons leidend. Daarin staat eigenlijk onze opdracht. En die gaan wij uitvoeren. Van daaruit maken we zakelijke afwegingen in wat het beste is voor de burger. Dat de raad dan tóch met enige kleuring kijkt naar onze voorstellen, tja, dat zal je misschien wel blijven houden. Het is aan ons college om, vanuit onze opgave en vanuit het doel dat we samen willen bereiken, bij die raadsvoorstellen te zeggen: ‘Dit is wat ons betreft écht het advies dat op tafel ligt, dit is de route.’ Desnoods kunnen we ook wel met scenario’s werken, er zijn soms verschillende routes om ergens te komen; maar dat is het dan wel. En dan is het aan de raad om de uiteindelijke keuzes te maken.”
Op alle vlaken moet worden bezuinigd en daarvan merken ook verenigingen en stichtingen de gevolgen. Hoe maken jullie als nieuw college een afweging: ‘wat ontzien we en wat niet?’ Gaat de spreekwoordelijke kaasschaaf eroverheen of wordt juist maatwerk toegepast?
“Ik vermoed, dat we er niet gaan komen met kaasschaven. Als je structureel zoveel te bezuinigen hebt, dan vraagt dat om structurele keuzes. Kaasschaven is dan niet de oplossing. En dan sta je dus voor die lastige keuze: dit gaat pijn doen, Je kan niet vijftien miljoen structureel oplossen zonder dat het ergens gevoeld wordt. En dan zal je elke keer opnieuw, met de keuzes die voorliggen, moeten kijken: waar zit en waar valt die pijn. En hoe maximaal is die pijn. Dan kan je je voorstellen: de pijn die men voelt doet niet af aan de organisatie die de pijn ervaart. Want die pijn is voor iedereen even groot. Als het gaat om de bouwkoten of over het sociaal domein, of over de verengingen en sportaccomodaties die in een keer niet meer kunnen doen wat ze willen doen – dat doet overal evenveel zeer. Want iedereen praat vanuit z’n eigen perspectief. Het perspectief van het college is: wat is in het belang van het geheel? En je zult op een andere manier tot een afweging moeten komen. Waar mag je de pijn laten voelen?”
Nu heeft de raad op de rem getrapt en wordt op de exploitatie voor het lopende jaar 2020 twee ton minder bezuinigd. Maar dat bedrag zal wel op een andere manier moeten worden gevonden, voor het einde van het jaar. Een aanzeinlijk deel van de kostenoverschrijdingen betreft het sociaal domein, met Jeugdzorg en WMO. Dat is toch vooral uw portefeuille.
“De portefeuille sociaal domein is in drieën geknipt: Petra, Jeroen en ik hebben alledrie een deel gekregen. Mijn expertise komt vooral voor rekening van de Participatiewet. Dat onderdeel heb ik niet in portefeuille en dat is ook verstandig gezien de mijn eerdere rol met WVS in het verleden, ik heb dus zorg gekregen, WMO, dat is voor mij een nieuw werkveld, althans grotendeels, dus in dat dossier vreet ik mij momenteel helemaal in. Daarnaast heb ik organisatieontwikkeling en organisatie in brede zin. Dus de bedrijfsvoering. En daar heb ik vanuit mijn achtergrond ervaring mee.”
De WMO is voor heel veel gemeenten in Nederland toch een heel zwaar dossier, een tekortdossier om het zo te zeggen, waarover bij de Rijksoverheid wordt geklaagd. Er is een gemeente die collectief een motie heeft aangenomen die door alle raadspartijen is ondertekend: Zoetermeer.
“Zoetermeer inderdaad, mijn vorige opdrachtgever. Het feit dat er nu vanuit een raad een dergelijk appèl ontstaat in Zoetermeer, dat is nieuw denk ik. Ik ben ook heel benieuwd hoeveel gemeenten zich daarachter gaan scharen en zich daarbij aan gaan sluiten. Bergen op Zoom heeft 2 juli meegedaan met de landelijke actiedag ‘Gemeenten in Nood’. Petra Koenders is namens het college ook in Den Haag geweest om ook vanuit Bergen op Zoom aan te geven: wij doen een appèl op de minister om hier echt naar te luisteren. Wij gaan het niet droog houden met elkaar op deze manier. En wij willen en kunnen niet uitleggen wat wij binnen dat sociaal domein zóveel zodanig moeten bezuinigen dat we echt de zwaksten in onze samenleving zullen treffen. En dat ondersteun ik van harte. En dat betekent dat we zoeken naar mogelijkheden.”
De structureel ontoereikende Rijksbijdragen zijn de meeste gemeenen een blok aan het been. Zo’n situatie kan toch niet lang houdbaar zijn?
“Nee, je zou haast zeggen van niet. Ik denk dat het al een tijdje niet houdbaar is. De eerste gemeenten die dat voelden, dat de Rijksbijdragen nooit de kosten konden dekken van de overgang van Rijks-naar gemeentetaken, die klagen natuurlijk al langer. En je ziet dat dit aanwast. Steeds meer gemeenten kunnen niet meer trekken uit hun reserves wat we aan tekorten hebben op het sociaal domein. Dat zit vooral op jeugd en WMO. En voor een gedeelte ook op de Participatiewet. Al is dat in Bergen op Zoom niet zo aan de orde. En uiteindelijk zal moeten blijken wanneer het appèl wat al een tijdje loopt nou echt landt bij een minister die tot op heden eigenlijk de deur gewoon dichthoudt. En die zegt: Ik snap het probleem, maar daar hebben wij geen extra budget voor.”
Heeft de coronacrisis nog effecten op de kostenstijgingen bij het sociaal domein?
“Binnen WMO zijn de grootste kostendragers beschermd wonen en maatschappelijke opvang. En woningaanpassingen. Dat zijn over het algemeen dure posten. En als je het hebt over de effecten van corona, die zitten niet zozeer in de WMO maar zitten vooral op participatie: meer mensen in de bijstand, mensen die beroep doen op de Tozo-regeling. Werkgevers die in een spagaat terecht komen omdat ze niet meer kunnen betalen. Daar gaat ook echt wel het coronaeffect verder opstapelen. Als het goed is, krijgen de gemeente daarvoor van het Rijk een compensatie. De vraag is alleen, of dat toereikend is.”
De verwachting is, dat dit een lumpsum-compensatie zal zijn. Dat is dan letterlijk de zak met geld waarvoor de gemeente het dan moet zien te redden.
“Ja, waarvoor de gemeente dan moet kiezen: wie hebben er allemaal schade geleden en hoe gaan we die zak met geld dan verdelen over iedereen die daar pijn van heeft gehad. En de vraag is, of dat toereikend zal zijn. Blijft overeind, dat binnen het sociaal domein en vooral binnen WMO we langjarig oplopende tekorten hebben als we niet iets doen. En dat ‘iets doen’ kunnen we op twee onderwerpen: dat zit ‘m op: kijken of we een passende compensatie vanuit het Rijk krijgen om gewoon je wettelijke taken te kunnen uitvoeren; dus of dat Rijksbudget voldoende aansluit bij de uitvoering van wettelijke taken die je als gemeente hebt; en ten tweede: kijken of de manier hoe we het hier georganiseerd hebben in Bergen op Zoom of er mogelijkheden in zitten om dat anders te gaan doen. Om te kijken of we op een andere manier, creatief, samen met alle partijen en voorzieningen die wij kennen, op een andere manier kunnen samenwerken en ons verstevigen met elkaar. Om geld over te houden maar dan wél alle doelgroepen die binnen de WMO vallen, en binnen Jeugd die een beroep doen op begeleiding en voorzieningen, om dat op die manier te kunnen blijven doen.”
Een gewetensvraag: Wat weegt zwaarder, kostenbeheersing of zorgen dat mensen de zorg krijgen die nodig is?
“Per definitie gaat dat voor mij altijd over de burger. En dat kost geld, soms méér geld dan je zou willen. Maar ik vind dat je een sociaal vangnet altijd moet houden. Dat doe je dan altijd tegen zo laag mogelijk kosten. Het is niet zo dat wij, omdat wij moeten bezuinigen, zullen tornen aan de wettelijke taken! Je kunt wél nadenken over eventuele plustaken die je uitvoert. Extraatjes die je misschien in een wat rijker verleden met elkaar vond passen, die zou je opnieuw kunnen afwegen. Liever zeg ik: probeer eerst te kijken of we samen met dat voorliggend veld én het achterliggend veld de stap naar voren kunnen maken. En méér inzetten op preventie, door te voorkomen dat mensen in een later stadium tegen veel hogere kosten begeleiding nodig hebben. Met preventie voorkom je gewoon hoge kosten op lange termijn.”
Zoals met die vijf WMO-medewerkers die toch boven de formatie aangenomen zijn?
“Inderdaad. Er zijn vijf mensen voor de WMO aangenomen, tijdelijk, om die WMO-opgave verder handen en voeten te kunnen geven en dat levert een besparing op van 165.000 euro.”
Het college maakt daarvoor dan wel kosten terwijl niet zeker is of de verwachte opbrengst ook gerealiseerd gaat worden. Die onzekerheid is er nu weer. De kosten zijn zeker maar of die besparing, begroot op 165.000 euro, daadwerkelijk gerealiseerd wordt dat weet u pas over een jaar.
“Ja. Dat is het mooie van businesscases. Dat is niet geheel een glazen bol want je probeert heel zuiver te kijken naar wat zou dat mogelijkerwijs op moeten kunnen leveren… in deze businesscase op WMO durf ik de stellng wel aan dat het écht haalbaar moet zijn. We proberen de businesscases die we inzetten, over de volle breedte, alleen als ze kans van slagen hebben. En daarbij gaan de kosten voor de baten uit. Het werken met businesscases is voor de gemeente Bergen op Zoom overigens nieuw. In het verleden deden we dat een beetje met de natte vinger. We dachten: als we dít doen, zou dát misschien wel het effect kúnnen zijn… We proberen dat nu aan de voorkant goed te onderzoeken en dan gaan we aan de voorzichtige kant zitten. En weet je het dan helemaal zeker? Nee, dat weet je niet. Want misschien ziet de wereld er morgen weer anders uit. Dan verandert de wetgeving of verandert er iets in je maatschappelijk veld, waardoor je opnieuw moet herorganiseren. Dus het is forcasten met een bepaade zekerheid maar niet met een garantie.”
Corona verandert alles. In hoeverre kan er dan toch van zekerheden gesproken worden?
“We zitten sowieso in een maatschappij die verandert. Nog afgezien van corona, dat is daarbij een complicerende factor. Het betekent dat we als college ons werk continu evalueren en bij iedere stap die we naar voren zetten, het effect van deze stap bekijken. En van daaruit beslissen: wat gaan we doen en wat wordt de volgende stap? Naar voren, of misschien een stapje naar links of naar rechts? Dat is het enige dat je kan doen in deze tijd en in een wereld waar de dingen van vandaag niet meer de dingen van morgen zijn.”