Bergen op Zoom

Verdeling coronasteun voor Bergse cultuurleven moet breed worden bekeken

Hans-Jorg van Broekhoven Hans-Jorg van Broekhoven

In het nieuwe jaar kan Bergen op Zoom eindelijk beginnen met het uitkeren van de coronasteun die Den Haag overmaakte voor het lokale culturele leven. De gemeenteraad moet nog wel een mening vormen over de wijze waarop de gemeente dat vooralsnog van plan is. Eén punt van aandacht gaat zeker besproken worden. Het idee om pas steun te verlenen als de nood zeer hoog is, wordt her en der gezien als een slechte insteek.

Maarten van ’t Hof is raadslid bij Lokaal Realisme maar ook betrokken bij het culturele veld in de gemeente, met name in de hoek van de beeldende kunst. Hij vertelt dat zijn partij moeite heeft met het gemeentelijke idee om organisaties pas te steunen als ze het financieel allemaal niet meer bolwerken. Je moet waar mogelijk juist voorkomen dat clubs en verenigingen op het punt van bijna omvallen komen.

Straf

Wachten tot het bijna mis gaat noemt Van ’t Hof “een straf voor al die organisaties die een goed financieel beleid voeren.” Hij wil daarentegen geen onaardig oordeel vellen over wie minder of geen reserves heeft. “Soms kan je als organisatie ook geen vet op de botten krijgen.” De politicus doelt op clubs die kun inkomsten meteen weer moeten aanwenden om activiteiten en doelstellingen te verwezenlijken. Zijn partij wil voorkomen dat straks niemand meer een mogelijke volgende tegenslag aankan en vindt eerst eigen reserves opmaken dus geen goed idee. “Deze Covid-gelden zijn er juist om het culturele veld in stand te houden.”

Naast het verenigingsleven moet het betreffende geld tevens aangewend worden om de zelfstandigen in de cultuursector te ondersteunen als ze het echt nodig hebben, stelt Lokaal Realisme. Volgens Van ’t Hof is het bedrag daar groot genoeg voor. Zijn partij heeft al berichten gekregen van ZZP’ers die tussen wal en schip vallen vooralsnog. Daar dient aandacht voor te zijn.

Kosten gaan soms gewoon door

De grotere clubs en verenigingen van Bergen op Zoom hebben zich al weer enige tijd geleden in een informeel overlegorgaan verenigd, legt Ad Koopman uit. Hij neemt daaraan deel namens de Stadsreuzen, samen met Stichting Sint Nicolaas, De Vierschaar, Maria Ommegang, ProefMei, Stichting Vastenavend en Jazzweekend. Er is geregeld overleg met de afdeling Cultuur van de gemeente en binnenkort dus ook over die steungelden van het Rijk. Er is hier en daar echt wel behoefte aan een bijdrage meldt hij, alleen al vanwege bepaalde vaste lasten. Inkomsten waren er vaak niet dus er zijn zeker uitdagingen op dat vlak. En ook hier geldt: het is niet wenselijk het eerst bijna mis te laten gaan, wil je de toekomst zo veel mogelijk borgen.

Koopman benoemt echter nog een ander punt van zorg. Het wordt, nu alles steeds langer stil ligt, moeilijker om mensen aan je te blijven binden. Dan doelt hij op leden en vrijwilligers maar tevens sponsoren. Dat kan op den duur voor nieuwe problemen zorgen en ook daarvoor kunnen budgetten nodig zijn. Er moet dan wellicht meer worden uitbesteed.

Afzegging na afzegging

Beroepsmatige kunstenaars blijken soms niet eens af te weten van de mogelijkheid om lokaal een beroep te doen op steun uit deze pot, die anderhalf miljoen euro bevat. Lang niet iedereen is of wordt aangeschreven.

Ontwerper annex kunstenaar Peet Bakx kent de optie wel maar heeft zijn eigen kijk op de kwestie. Veel ligt stil in het culturele leven, merkt hij dagelijks. Dat geldt voor een deel van zijn eigen werk maar ook voor de verschillende lokale initiatieven waarbij hij betrokken is. Hij participeert normaal gesproken in verschillende theaterproducties en de programmering bij Den Enghel, maar het is nu vooral veel afzeggen geblazen. Niet bepaald vrolijkmakend, het is lastig om nog iets te organiseren.

Steun lokale mensen

De wijze van verdeling van budgetten stoort Bakx. Niet alleen inzake de bijdrage die nu vanwege corona door het Rijk is vrijgemaakt overigens. Hij zegt dat veel meer direct bij de kunstenaars en uitvoerende ondernemers terecht zou moeten komen. Geld gaat te veel naar stichtingen en grote partijen, die het op hun beurt lang niet altijd lokaal besteden. “De cultuurgelden komen niet bij de mensen”, is zijn ervaring en hij vreest dat het nu niet anders zal zijn.

De plaatselijke kunstenaars, muzikanten of bijvoorbeeld decorbouwers en ontwerpers komen er meestal maar bekaaid vanaf. Peet merkt het zelf enigszins maar ziet het vooral om zich heen gebeuren. Hij sluit zich op basis daarvan ook aan bij wat Maarten van ’t Hof namens Lokaal Realisme stelt: niet wachten tot een organisatie of individuele kunstenaar op de rand van de afgrond staat maar dat juist voorkomen. Voordat het te laat is en de gemeenschap allerlei cultuurgoed kwijtraakt dat mogelijk nooit meer terugkeert.