Waarom Nederlandse en Belgische ambulances nog steeds niet samenwerken
Stel je krijgt een ongeluk, bent zwaargewond en iemand belt de ambulance. Binnen 15 minuten moet die ter plekke zijn, maar in het grensgebied in de gemeente Woensdrecht en de Belgische grens lukt dat vaak niet. Al jaren zijn er gesprekken om de aanrijtijden van ambulances te verbeteren, maar voorlopig nog zonder succes. Wat is er de afgelopen jaren dan gebeurd?
Om te beginnen, bij een spoedgeval moet een ambulance binnen 15 minuten ter plaatste zijn. Die ambulance komt dan uit een ambulancepost in de buurt. Zo gaat dat ook in de gemeente Woensdrecht, ten minste dat is de bedoeling. Toch is de norm van 15 minuten daar lastig haalbaar. In 2019 deed in 26 procent van de gevallen de ambulance er langer dan een kwartier over om bij een ongeval te zijn.
In het dorp Ossendrecht werd 42 procent van de ambulanceritten niet binnen de norm gehaald en in grensdorp Putte was dat zelfs 52 procent. Dat moet dus beter. “In 2018 zijn we er al mee naar buiten gekomen en daarvoor hebben we ook al gesprekken gevoerd”, zegt wethouder Jeffrey van Agtmaal. Toch loopt het nog steeds niet soepel.
Samenwerking
De gemeente Woensdrecht is al jaren in goed overleg met de gemeente Essen en BENEGO in projectgroep grensoverschrijdende samenwerking ambulances. Daarbij zijn tegenwoordig ook RAV Brabant MWN, Belgische zonderverzekeraars, Algemeen Ziekenhuis Klina, Belgische ambulancedienst en BENELUX aangesloten.
Met een samenwerking kunnen Belgische ambulances in Nederland worden ingezet als die sneller ter plaatste kunnen zijn dan de Nederlandse en andersom natuurlijk. Dat zou de aanrijtijden van ambulance enorm verbeteren. “We weten dat het in andere gebieden al kan en we hopen dat het hier ook kan gebeuren”, vertelt Van Agtmaal. Maar waarom lukt het hier in de grensstreek nu dan nog niet?
Obstakels
Ten eerste is zit er een verschil in de vergoeding van ziektekostenverzekeraars. Die zijn in België anders dan in Nederland. Ook zit er verschil in opleiding van het ambulancepersoneel. Het Belgische personeel is minder hoog opgeleid en moet er dus vaak een arts uit het ziekenhuis bijkomen, terwijl de Nederlandse ambulancebroeders veel meer zelf kunnen en mogen. “We merken ook dat een Belgische ambulance minder is ingericht dan de Nederlandse”, zegt Van Agtmaal.
Nog een van de obstakels om het plan werkelijkheid te maken is de communicatie. België en Nederland gebruiken namelijk niet hetzelfde communicatiesysteem. Als laatste nog een heel belangrijk punt is dat Belgische ambulances niet naar Nederlandse ziekenhuizen mogen rijden. In België moeten ziekenhuizen een erkenning hebben, de zogenaamde 100-status. Nederlandse ziekenhuizen hebben die niet. “De ziekenhuizen in Nederland zijn niet overal in gespecialiseerd, dus voor een Belgische ambulance is het heel lastig om naar het juiste ziekenhuis te rijden.”
Incidenteel
Toch worden er in een klein aantal van de incidenten al ambulances uit België ingezet. “Nu gebeurt dat vooral incidenteel, maar we hopen dat het hier structureel kan.” Ook komt het voor dat een Belgische ambulance wordt ingezet als die eerder ter plaatste kan zijn, maar wordt dan later overgenomen door een ambulance uit Nederland. “Dan is er wel een win-winsituatie gemaakt qua tijd”, vult Van Agtmaal aan.
Doelen
De gemeente Woensdrecht heeft nu twee doelen gesteld om de obstakels in de samenwerking op te lossen. Ze willen de mogelijkheid gaan creëren dat een ambulance in België kan worden opgeroepen als die sneller bij een ongeluk kan zijn. Als het dan achteraf nodig is om een patiënt toch over te plaatsen, kan dat altijd nog.
Ten tweede willen ze ervoor zorgen dat een Belgische ambulance door mag rijden naar een Nederlands ziekenhuis. Dat mag nu niet, omdat ziekenhuizen niet die Belgische erkenning hebben. Het academisch ziekenhuis in Maastricht heeft deze erkenning al en is er positief over. “Ik hoop dat het zo snel mogelijk geregeld is, want het gaat wel over de gezondheid van onze inwoners.”
De gemeente geeft bovendien prioriteit een goed AED-netwerk in de gemeente om het een beetje te kunnen opvangen.