Zouavenmuseum probeert collectie in Oudenbosch te houden nu broeders vertrekken
Foto: Zouavenmuseum
Het Zouavenmuseum is hard aan het werk om de collectie in Oudenbosch te kunnen houden. Een groot deel van de kostbare spullen in het museum is van de congregatie Broeders van Oudenbosch, die in Oudenbosch destijds ook het jongensinternaat Saint Louis oprichtten. Zij hebben de spullen in bruikleen gegeven. Maar er zijn nog maar een paar broeders in leven. En de broeder-overste stopt volgende maand met zijn werk. Wat gebeurt er daarna met de collectie over het leger van de paus?
“Onze insteek, en die van de gemeente en de broeders, is dat we de collectie voor en in Oudenbosch behouden,” legt Arno Hommel van het Zouavenmuseum uit. Dat klinkt vanzelfsprekend, maar er moet veel voor worden geregeld. “Het grootste deel is van de broeders, die het in de jaren 60 in bruikleen hebben gegeven aan de gemeente. In de jaren 90 ging dat over naar de stichting. Maar die gebruiksovereenkomst is nu ook afgelopen. Een deel van de collectie zou dan verdwijnen naar een depot, bijvoorbeeld in Utrecht. En dat zou jammer zijn.”
Zoeken naar voorouders die zouaaf waren
Dat het Zouavenmuseum in Oudenbosch zit, is geen toeval. Het dorp had een belangrijke rol bij de inzet van deze strijders. Daarvoor moeten we terug naar de jaren 1861 tot 1870. Zouaven waren vrijwilligers die in die tijd naar Rome trokken om de paus te helpen in zijn strijd tegen Italiaanse nationalisten. Italië was toen niet één land, maar bestond uit enkele kleine staten. De pauselijke staat was toen ongeveer zo groot als Nederland, dus veel groter dan het huidige Vaticaanstad.
“Er komen hier mensen uit binnen- en buitenland zoeken naar voorouders die zouaaf waren,” vertelt Hommel. “Stel je eens voor dat je voorouder 150 jaar geleden 1.500 kilometer heeft gereisd om daar de paus te verdedigen. Het is een merkwaardig deel van de geschiedenis. De paus heeft z’n grondgebied inmiddels verloren, maar in die tijd moest hij zijn land verdedigen.”
Vanuit het hele land kwamen ze naar Oudenbosch
De vrijwilligers voor het leger van de paus kwamen uit heel Nederland. Vanaf hun aanmelding in Amsterdam werden ze doorgestuurd naar Oudenbosch. “Ze gingen destijds vooral per spoor. Dus het station van Oudenbosch was daar heel belangrijk bij,” legt Hommel uit. “Vanuit het hele land kwamen ze naar Oudenbosch. Hier bleven ze dan overnachten. En de andere dag naar Brussel voor de keuring. Van daaruit door naar Zuid-Europa. Ze waren bijna een week onderweg.”
Het heeft maar tien jaar geduurd. Maar in die tijd zijn er ongeveer 11.000 mensen zouaaf geworden. “Daarvan waren er ruim 3.000 Nederlands. En er kwamen ongeveer 100 zouaven uit West-Brabant,” vervolgt Hommel. “Je hoefde niet getraind te zijn. Je kreeg de opleiding en je uniform in Rome. Daar werd je opgeleid tot militair.”
Het museum is springlevend
Het Zouavenmuseum houdt die korte, maar bijzondere periode in leven. “Je zou niet willen dat ’t in een depot verdwijnt,” zegt Hommel. En het museumbestuur verwacht ook dat de collectie gewoon in Oudenbosch blijft. “We zijn positief. De komende weken hebben we gesprekken met de gemeente. Die haalt er ook deskundigen bij. En we zien het met vertrouwen tegemoet. Het museum is springlevend: we staan er financieel goed voor en het aantal vrijwilligers is gegroeid naar 20. Dus het is allemaal positief.”
Lees ook: Stormloop op kersthuisje van basiliek Oudenbosch: ‘Nu nog een pastoortje’